Communicatie vindt plaats in een bepaalde omgeving en een bepaalde situatie, dit wordt context genoemd. Bij omgeving kun je denken aan de bus, het werk of thuis. Daarbij is niet iedere situatie hetzelfde. Je kunt op het werk met je manager grappen maken in de kantine maar ook een serieus functioneringsgesprek voeren. Communiceren kan op veel verschillende manieren. Er wordt bijvoorbeeld onderscheid gemaakt tussen verbale en non-verbale communicatie. Verbale communicatie is communicatie via woorden (mondeling of schriftelijk). Non-verbale communicatie is de taal van het lichaam. Deze taal bestaat uit gebaren, houding en gezichtsuitdrukkingen. In deze module leer je met deze verschillende vormen omgaan en door het zelf te doen in verschillende situaties (contexten) zul je er ook beter (of zelfs goed) in worden.